Grammofoons zijn voorzien van een rond plateau, waarop grammofoonplaten variërend in diameter van 8 tot wel 50 centimeter afgespeeld kunnen worden. De eerste grammofoons hadden een trechtervormige hoorn, een soort toeter. De hoorns werden steeds groter en fraaier, maar vanaf 1906 werden ze meer en meer ingebouwd in tafelmodellen en in allerlei fraaie meubels. Ook kwamen er koffergrammofoons, die heel populair werden omdat ze gemakkelijk mee te nemen waren. Al die grammofoons werkten voornamelijk met veermotoren, later ook wel met elektromotoren. In 1925 kwam de elektrische opname met microfoons en versterkers en vanaf 1928 kwamen er ook grammofoons met elektromotoren.

Grammofoonplaten

Voor de Tweede Wereldoorlog waren dat vrijwel uitsluitend zeer breekbare schellakplaten die ronddraaiden met een snelheid van 78 toeren per minuut. Voor het aftasten van de plaat werd gebruik gemaakt van zeer snel slijtende stalen naalden. De platen hadden een maximale speelduur van 3 minuten (25 cm doorsnee) of 4 minuten (30 cm doorsnee). Na 1945 ging men geleidelijk over op vinylplaten die afgetast werden met lichtgewicht elementen voorzien van een saffieren of diamanten naald. Bij voorzichtig en zorgvuldig gebruik, hebben deze platen vrijwel een onbeperkte levensduur. Zeer populair werden ook de “singeltjes”, vinyl plaatjes van 17 cm doorsnee, met een speelduur van 3- tot 6 minuten. Vinyl platen hadden het grote voordeel dat ze onbreekbaar waren.

Bandrecorders

Tot 1940 werd vrijwel alles opgenomen op grammofoonplaten. Philips had weliswaar het Philips Miller systeem gelanceerd waarbij op een band opgenomen werd, wat een betere kwaliteit en ook een veel langere levensduur mogelijk maakte, maar dat was een zeer kostbaar en ingewikkeld systeem dat alleen grote omroepmaatschappijen zich konden veroorloven. In 1938 kwam Telefunken met recorders met magneetbanden. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit systeem door vrijwel alle fabrikanten overgenomen en verder ontwikkeld. Er kwamen betaalbare bandrecorders voor particulier gebruik met een zeer goede geluidskwaliteit en de bandrecorder werd razend populair. In ons museum staat een kleine, maar zeer gevarieerde collectie bandrecorders. Ook zijn er grote professionele studiorecorders, waarop vrijwel alle radio-programma’s opgenomen werden. De komst van de computer luidde het einde in van al die fraaie apparaten en in 1985, na meer dan 100 jaar was het gebeurd met de analoge techniek waarbij trillinkjes omgezet werden in geluid. Het stokje werd overgenomen door de digitale eentjes en nulletjes wat de perfectie nabij bracht als ook een maximum aan comfort en gebruiksgemak.

Microfoons

Om alles op te nemen had men microfoons nodig. Die werden dan ook in veel variaties en modellen op de markt gebracht. In het museum hebben wij een vitrine met allerlei soorten microfoons, van kleine eenvoudige modellen tot grote studio-exemplaren.

Diversen

Natuurlijk is er ook allerlei toebehoren, zoals een groot aantal kleurrijke naaldendoosjes, een verzameling miniatuur grammofoons, vaak als speeldoos, een fraaie jukebox met uw favoriete muziek uit de jaren 50 voor het uitzoeken, picturediscs enz.

Nationaal
Grammofoonmuseum

Westeinde 2
7711 CK   Nieuwleusen

+31 529 785501
info@grammofoonmuseum.nl

Informatie

Social media